Luiten kritisch:

“In het hypotheekmodel van banken moet nog veel gebeuren”

Mededingingswaakhond ACM tikte eerder dit jaar de banken op de vingers: de spaarrente blijft achter door een gebrek aan concurrentie. Op de hypotheekmarkt staat het er beter voor, vindt Menno Luiten, directeur van Munt. Maar er is nog steeds veel ruimte voor verbetering. "Banken zullen zelf niet de vinger opsteken."

Tekst: Rob van de Laar

Menno Luiten

Veruit de meeste Nederlanders hebben een spaarrekening bij ING, ABN Amro of Rabobank. Overstappen doen ze bijna nooit en dat komt door een gebrek aan concurrentie, constateert de ACM. Er zijn geen prijsafspraken, maar 'wel is het aannemelijk dat er sprake is van stilzwijgende afstemming tussen de grootbanken over spaarrentes', aldus de mededingingswaakhond. En dat heeft hetzelfde effect als een kartel. Wat de ACM betreft moet de informatievoorziening beter, moeten banken een overstapservice gaan bieden en moet koppelverkoop van betaal- en spaarrekeningen verboden worden.

Marges op hypotheekmarkt stuk kleiner

De conclusies doen denken aan een onderzoek van ACM-voorganger NMa in 2010, waaruit naar voren kwam dat de marges op hypotheken historisch hoog waren. Een jaar later bleken die marges plots fors kleiner – onder meer doordat buitenlandse partijen en verzekeraars de markt hadden betreden, gaf de NMa toen als verklaring.

“De hypotheekmarkt is door concurrentie opgeschud en de marges zijn sinds 2010 een stuk kleiner geworden. De marges die wij maken zijn op dit moment flinterdun.”

Munt was in 2014 de eerste nieuwe onafhankelijke partij in lange tijd die de Nederlandse hypotheekmarkt betrad. “Toen wij op de markt kwamen, was er geen sprake van echte concurrentie en de markt werd gedomineerd door de drie grote banken', herinnert Luiten zich. “Wij hebben toen een flinke steen in de vijver gegooid met enerzijds ons sterk afwijkende fundingmodel en anderzijds de introductie van een product met luxe voorwaarden tegen een lage prijs. Dat zag je tot dan toe gewoon niet. Je had zogenaamde budget- en basisproducten met uitgeklede voorwaarden en een lage prijs of producten met betere voorwaarden, waarvoor je dan ook een flinke opslag betaalde. Banken behaalden daarmee hoge rendementen, wat ook bleek uit de Rentebarometer die de UvA en Vereniging Eigen Huis destijds publiceerden."

Luiten had bij het bericht van de ACM een déjà-vu. “Wat er nu met spaarrentes gebeurt, was eerder aan de hand met hypotheken: banken willen zo veel mogelijk marge houden. De hypotheekmarkt is door concurrentie opgeschud en de marges zijn sinds 2010 een stuk kleiner geworden. De marges die wij maken zijn op dit moment flinterdun. Je moet het vooral van volume hebben in de hypotheekmarkt. Er is veel prijsconcurrentie en dat is voor de consument natuurlijk een goede zaak."

Fundingmodel

Die concurrentie ontstaat niet vanzelf. “Banken steken niet zelf de vinger op”, zegt Luiten. De reden daarachter is het fundingmodel van banken. “Zij funden hypotheken met name met spaargeld dat van het publiek wordt aangetrokken. Spaargeld heeft een korte looptijd, het geld kan immers snel opgevraagd worden. Een bank neemt actief risico om het liquide spaargeld weg te zetten in een niet-liquide markt. Want een hypotheek is niet liquide en heeft een lange looptijd."

“Ik vind dat weleens wordt vergeten wat we nu allemaal aan prijs- en productvoorwaarden hebben dankzij partijen zoals wij. We hoeven geen standbeeld, maar we hebben er wel aan bijgedragen.”

Luiten vervolgt: "Het model van Munt is anders: wij zijn een vermogensbeheerder en hebben met onze investeerders, met name pensioenfondsen, afgesproken dat wij een bepaald aantal basispunten boven de kapitaalmarktrente aan hen vergoeden als die rente stijgt. Zij willen dat we meebewegen met de rente op de kapitaalmarkt. Een bank kan in alle vrijheid de hypotheekrente en de spaarrente bepalen. Totdat DNB of in dit geval de ACM daar een kritisch geluid over laat horen.”

Ook productvoorwaarden verbeterd

De toetreding van nieuwe spelers is goed geweest voor de consument, zegt Luiten. Ook op het gebied van productvoorwaarden. “Totdat wij op de markt kwamen, was het normaal dat je altijd dezelfde hypotheekrente betaalde, ook als je tussentijds afloste. Nu is het gebruikelijk dat bij een lagere LTV ook een lagere rente hoort. Dat gaat bij ons automatisch. Er is concurrentie nodig op prijs, maar ook op productvoorwaarden.”

“Er wordt met kortingen gegooid, maar er zit een dubbele agenda achter.”

Is het gebrek aan concurrentie op de hypotheekmarkt dan nu helemaal opgelost?

“Er is in elk geval een heel grote stap gezet. Ik vind dat weleens wordt vergeten wat we nu allemaal aan prijs- en productvoorwaarden hebben dankzij partijen zoals wij. We hoeven geen standbeeld, maar we hebben er wel aan bijgedragen. Het kan ook altijd nog beter. Banken kunnen in mijn beleving soms stunten met de hypotheekrente door het benadelen van spaarklanten. Dat concept klopt gewoon niet. Er moet nog veel meer gebeuren in het bancaire model.”

Wat kan er dan nog zoal gedaan worden?

“Wij bieden de mogelijkheid om honderd procent boetevrij af te lossen uit eigen middelen. Ik heb nog geen bank gezien die dat ook doet. Banken veranderen niet zo snel iets met het oog op het belang van de klant. Dat gebeurt alleen, omdat concurrenten het doen. Kijk ook naar de korting van 0,2 procent die je nog steeds krijgt als je een betaalrekening hebt bij een grootbank. Logisch, want dat is voor de bank gratis geld: op een betaalrekening betalen ze geen rente. En wat te denken van de rentekorting die je krijgt als je een woning koopt met een hoog energielabel? Die woning staat er al, dus dat heeft nul effect op het klimaat. De enige reden is dat een bank graag A++-woningen in de portefeuille wil hebben, want dat staat goed. Maar voor het klimaat doet het nul komma nul. Er wordt met kortingen gegooid, maar er zit een dubbele agenda achter.”

DNB: stijgingen worden sneller verwerkt

Dat de spaarrente trager meebeweegt met de kapitaalmarktrente, komt doordat banken alleen op nieuwe leningen en bestaande leningen met variabele rente een hogere rente ontvangen, zo is de uitleg van DNB. Een stijging heeft daardoor maar gedeeltelijk effect op de totale rente-inkomsten van een bank. Bij spaarrentes is vaak sprake van een variabele rente: een verhoging is daarom meteen van invloed op het grootste deel van de kosten die banken aan de spaarkant maken. “Om de rentemarge van banken op alle leningen en spaartegoeden op peil te houden, moet de rente op nieuwe leningen sneller stijgen dan de rente op (bijna alle) spaartegoeden stijgt”, aldus DNB. Banken hebben de keuze om een rentestijging direct door te voeren, wat dus geld kost, of uit te stellen, wat klanten kan kosten. Maar dat laatste is bij de weinig mobiele spaarklant een betrekkelijk klein risico. Volgens DNB zijn banken vergeleken met de vorige sterke rentestijging (na 2005) wel sneller met het doorvoeren van verhogingen in de spaarrente.

Toen de rente enkele jaren terug op een historisch laag niveau stond, signaleerde DNB dat banken de spaarrente niet volledig lieten meedalen met de marktrente, maar de hypotheekrentes wél. Daardoor kwam de marge onder druk te staan. Het verschil tussen rente-inkomsten en -uitgaven (uitgedrukt in percentage van de totale activa) lag in 2020 op 1,23 procent. De jaren ervoor lag dat op 1,35 procent; lange tijd was die marge een stuk onder de 1,2 procent en na 2012 is dat opgelopen tot tegen de 1,3 procent.